TEN SLOTTE
vannacht op mijn balkon
de zonnewarmte zat in de stenen
gevangen in het beton
als een soldaat op vrede
had ik op regen gewacht
halverwege de nacht
begon het zachtjes te ruisen
rook ik de eerste vleugen petrichor
en later de kruidige neveldampen
losgeweekt uit het stedelijk groen
wiebelend over zwiebelzwampen
verdween ik naar andere tijden, naar toen
ik stond op, moest naar bed
om daar in gods vergetelheid
mijn ongeloof te belijden
aan het vrijwillige slaapverlet