Ik verkeer veel tussen lieden die kunstjes doen – musici maar vooral beeldend kunstenaars en dichters, dichteressen, dichterhetten en -hunnen – en krijg regelmatig verzoekjes om aanwezig te zijn bij een opening of een bundelpresentatie. Die laatste vaak met een signeersessie. Daarmee zijn kunstenaars en dichters in feite zakelijke traditionalisten, die met een traditionele presentatie van hun product de markt willen verleiden tot aankoop.
Het bezoeken van die evenementjes – ‘kijk mama, een drol!’ – met een collega die er nog wat bijschijt, met een muzikale omlijsting, een uitgeversjubel en tenslotte de borrel. Fundamenteel is daar niets op tegen, ware het niet dat de producenten van de kunstjes zich nogal eens verbeelden bijzonder te zijn, af te wijken van de grijze meute, zich te hebben ‘vrij’-gemaakt.
Een beetje dichter is in mijn ogen geen tuitemmer met gevoelens, maar is ook filosofisch geïnteresseerd en moet zo’n verkooptraditie ter discussie durven stellen, evenals uiteraard andere zaken en bovenal zichzelf.
Omdat ikzelf, tegenwoordig als auteur/dichter, nooit aan bundelpresentaties heb gedaan, denk ik eraan mijn nieuwe kunstje te presenteren met vuur. Als tegenhanger van de traditionele presentatie. Want boeken en vuur hebben cultuur soms tot grote hoogten gestuwd. Neem Elias Canetti’s Martyrium met de afgebrande bibliotheek, of neem een andere bibliotheek, die van Alexandrië, of de film Fahrenheit 451. Zonder boekverbranding was hun beroemdheid uitgebleven.
Dat niemand de verbrande boeken leest is geen beletsel, want ook mooi gesigneerde bundels verdwijnen meestal ongelezen in de kast.